woensdag 15 oktober 2014

Irrationale angst?


Zijn adem verwarmt mijn gezicht wanneer hij dichterbij komt. Het ruikt naar bier. ‘Geef me die telefoon!’ De jongen staat nog geen halve meter bij me vandaan. In het licht van de straatlantaarn zie ik dat hij donker haar heeft. Zijn gezicht zit onder de puisten en ik moet me beheersen om niet weg te kijken. Ik ken hem niet, maar schat dat hij ongeveer zestien is. Mijn telefoon houd ik stevig vast. Ik keek er even op om te zien hoe laat het is en toen kwam deze engerd uit de bosjes lopen. Hij vroeg me om mijn telefoon, maar ik zei ‘nee’. Ik geef het niet zomaar af aan een vreemde. Ik zie aan hem dat het menens is. Zijn ogen staan wijd open en ik meen te zien dat de aderen in zijn hoofd wild kloppen. Het lijkt haast wel alsof hij iets gebruikt heeft.
Mijn mobiel krijgt hij niet. Ik heb er lang voor gespaard en het moment waarop ik het toestel kocht, kan ik me nog helder voor de geest halen. In de Vodafonewinkel aan de Stationsstraat, met het witte doosje in mijn handen was ik de gelukkigste persoon op de wereld. Gelukkiger dan een Afrikaans kindje met een bord rijst.
En nu wil deze klootzak het stelen. Niets daarvan. Ik draai me om en ren zo snel als ik kan weg. Richting het station, daar zijn vast mensen. Als er mensen om me heen staan, durft hij vast niet meer. Ik ren zo hard ik kan, maar ik kom niet vooruit. De jongen komt steeds dichterbij. Ik moet hier weg, maar het kan niet. Nee, daar komt hij, mijn telefoon!

Ik schrik wakker. Wat een nare droom was dat. Ik heb niet eens een mobiel die het stelen waard is. Langzaam word ik me weer bewust van waar ik ben. Shit, mijn voeten hangen over de rand. Dit is niet goed, ik hoop dat ze het nog niet hebben gezien. Nu moet ik heel snel worden, anders pakken ze me. Te laat. Ik voel hoe de knokige vingers van het monster onder mijn bed mijn enkel vastpakken. Ik probeer me los te wrikken, maar het gaat niet. De grip om mijn enkel verstevigt zich en het monster trekt me van mijn bed af. Ik grijp naar alles wat binnen bereik ligt om me te bevrijden. Mijn nachtlampje, het kussen, zelfs het trekkoordje van het licht. Niets helpt, ik word langzaam maar zeker verder onder het bed getrokken. Ik moet het accepteren, het is mijn eigen schuld. Je moet nooit je voeten over de rand laten hangen. Iedereen weet dat, ik ook, maar ik heb gefaald.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten